- vertellen
- {{vertellen}}{{/term}}I 〈onovergankelijk werkwoord, overgankelijk werkwoord〉1 [mondeling meedelen] dire2 [in verhaaltrant meedelen] raconter♦voorbeelden:1 dat kan ik je wél vertellen! • c'est moi qui te le dis!je kunt me nog meer vertellen! • (raconte cela) à d'autres!ik heb mij laten vertellen, dat • je me suis laissé dire quezal ik je eens wat vertellen? • tu veux que je te dise?iets verder vertellen aan anderen • répéter qc.2 hij kan leuk vertellen • c'est un excellent conteurvan z'n reizen vertellen • raconter ses voyagesiemand iets uit en te na vertellen • rebattre les oreilles à qn. de qc.¶ niet veel te vertellen hebben • 〈weinig gezag hebben〉 ne pas avoir voix au chapitre; 〈erg stil zijn〉 ne pas avoir grand-chose à direII 〈wederkerend werkwoord; zich vertellen〉1 [zich in het tellen vergissen] se tromper en comptant
Deens-Russisch woordenboek. 2015.